spinster . writing . web-specific art. het world wide web als artistiek medium |
||
Inleiding Hoofdstuk 1 A. Internet B. World Wide Web
Hoofdstuk 2 A. Mediatheorie B. Postmodernisme C. Digitale esthetica Hoofdstuk 3 A. Virtuele galerijen B. "Real life" instituten C. Autonome initiatieven D. Wedstrijden E. Net.art F. Conclusie Hoofdstuk 4 A. Medium en inhoud B. Thematiek C. Conclusie Besluit Bibliografie A. Gedrukte bronnen B. Online bronnen |
Hoofdstuk 3 F. Conclusie "Geografie" van instituten Een aspect dat in dit hoofdstuk nog niet expliciet behandeld werd, is de geografische verscheidenheid tussen de verschillende instituten, die invloed uitoefent op de aard van de projecten. De Amerikaanse online initiatieven die hier besproken werden (punt A), hebben één aspect gemeenschappelijk: ze zijn alle vier ontstaan in de schoot van Silicon Alley, de Newyorkse buurt die bekend is geworden door zijn bloeiende cultuurindustrie, met bedrijven die actief zijn in Internet-design en -programmering, entertainment-software en grafisch ontwerp - een ideale voedingsbodem voor het tot stand komen van nieuwe instituties rond Internetkunst; behalve Artnetweb, äda 'web en The Thing ontstonden in dezelfde omgeving ook initiatieven zoals The Blue Dot(275), Echo(276) en Rhizome(277). Daarnaast kwam een onafhankelijke sector van webpublicaties tot stand, met "zines" zoals Word(278), FEED(279), Urban Desires(280), Total New York(281) en Stim(282), die de belofte van een nieuw soort journalistiek in zich droegen, en zich qua inhoud duidelijk onderscheidden van het liberale, Californisch geïnspireerde gedachtengoed, gepropageerd door Hotwired en Microsofts Slate. Midden 1997 is enkel FEED nog enigszins onafhankelijk te noemen; de andere zines zijn ofwel opgedoekt, verkocht, of functioneren als uithangbord voor hun eigenaars. De besproken webgalerijen sluiten qua ideologie grotendeels aan bij de oorspronkelijke webzines en kunnen het hoofd boven water houden dankzij sponsoring en groeiende bekendheid die investeringen en aankopen in de hand werkt.(283) Artnetweb, The Thing en äda 'web worden gesteund door de Foundation for Digital Culture(284), een Newyorkse non-profit organisatie die digitale cultuur en kunst online ondersteunt. Andere Newyorkse voorbeelden van online galerijen zijn Turbulence(285), Stadium(286) en Plexus(287). De Europese situatie is enigszins anders. Enkel het Moscow WWWArt Centre kan vergeleken worden met dergelijke, louter op webkunst geconcentreerde instellingen. In Oost-Europa, Haïti, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten is de Soros Foundation(288) werkzaam, een netwerk van landelijke, autonome organisaties, die ontstaan zijn onder impuls en financiering van George Soros, filantroop en miljardair. De Foundation staat in voor de ondersteuning van een aantal mediacentra in "the ex-East", die na de V2_East-conferentie baanbrekend werk verrichten op het vlak van mediakunst, in die mate zelfs dat de Oosteuropese voorbeelden van mediakunst vaak een hoger niveau halen dan de "Westerse". Voorbeelden van dergelijke mediacentra zijn Ljudmila (Ljubljana, Slovenië) en E-l@b (Riga, Letland). Deze organisaties houden zich met nieuwe media in ruime zin bezig. Wat West-Europa betreft wordt er vooral in Nederland baanbrekend werk verricht, door organisaties zoals V2 (Rotterdam)(289), MEDIA-GN (Centre for Emergent Media, Groningen)(290) en De Waag (Amsterdam)(291). Ook in het Duitse taalgebied zijn heel wat instituten actief rond nieuwe media: onder meer ZKM(292), KHM(293), journalistieke initiatieven zoals Telepolis(294), en uiteraard het Oostenrijkse Ars Electronica(295). De wisselwerking met andere vormen van mediakunst binnen deze instituten kan één van de redenen zijn waarom Europese webkunst sterker met het medium bezig is dan de Amerikaanse. In de VS zien we dat meer traditionele concepten (galerij, museum) aan de webkunst opgelegd worden, waardoor de projecten zelf ook "traditioneler" getint zijn. De autonome initiatieven die in dit hoofdstuk besproken werden, zijn veelbelovend in die zin dat ze aantonen dat kunstenaars dankzij het Internet veel zelfstandiger kunnen functioneren; hun afhankelijkheid van galerijen wordt kleiner. Het probleem van promotie en financiering is hiermee uiteraard niet opgelost; artiesten moeten vaak inkomsten halen uit sponsoring of uit activiteiten die buiten het artistieke vallen. In dit overzicht zijn Afrika en Azië afwezig, en de reden hiervoor is evident: in ontwikkelingslanden zijn zelfs de telefoonnetwerken nauwelijks uitgebouwd. Het Internet blijft een luxe-fenomeen en universele bandbreedte(296) is een mythe - in dat opzicht bestendigt webkunst eigenlijk de traditionele machtsverhoudingen binnen de kunstwereld. Ook Japan is afwezig; dit is eerder te wijten aan een verschillende benadering ten opzichte van digitale kunst. Het Internet heeft niet voor een "global village" gezorgd, en webkunst leidt niet tot "global artforms". |
|
Copyright © 1997
|