spinster . writing . web-specific art. het world wide web als artistiek medium |
||
Inleiding Hoofdstuk 1 A. Internet B. World Wide Web
Hoofdstuk 2 A. Mediatheorie B. Postmodernisme C. Digitale esthetica Hoofdstuk 3 A. Virtuele galerijen B. "Real life" instituten C. Autonome initiatieven D. Wedstrijden E. Net.art F. Conclusie Hoofdstuk 4 A. Medium en inhoud B. Thematiek C. Conclusie Besluit Bibliografie A. Gedrukte bronnen B. Online bronnen |
Hoofdstuk 2 B. Postmodernisme 2. Jean Baudrillard Deleuze en Guattari zijn twee boegbeelden van de postmoderne cyberfilosofie, en ook Jean Baudrillard kreeg het etiket "cybergoeroe" opgekleefd - in zekere zin onterecht, want hij hanteert een bijzonder pessimistische opvatting in verband met cyberspace(61). Baudrillards verregaande, soms pervers genoemde theorieën over simulacra hebben desondanks veel weerklank gevonden binnen het cyberdiscours, de digitale esthetica en de postmoderne kunst. Baudrillards theorieën werden beïnvloed door de Situationisten (de notie van het spektakel als sociale relaties, gedragen door beelden)(62) en de semiologie. In het begin van de jaren '70 ontwikkelde hij als socioloog een kritiek van de politieke economie van het teken - een onderzoek naar structurele gelijkenissen tussen koopwaar en het teken, dat het circuleren van betekenis toelaat(63). In 1981 leidde dit onderzoek tot de stelling dat de realiteit niet langer tekens uitzendt die haar bestaan garanderen; tekens construeren de werkelijkheid nu als simulaties(64). Baudrillard onderscheidde vier ordes van simulacra (beelden, gelijkenissen) die de groeiende circulatie van het teken in kaart brengen, de dominantie ervan en de graad waarin de werkelijkheid vervangen wordt. De laatste orde, namelijk de huidige, 20ste eeuwse fase, wordt gedomineerd door simulatie, als gevolg van de vooruitgang in wetenschap en informatietechnologie. Simulatie manifesteert zich in digitaliteit, genetica en cybernetica. De realiteit zelf, los staand van het teken, is verdwenen in de hedendaagse wereld die verzadigd is door informatie en gedomineerd wordt door de media - tekens refereren naar niets meer, behalve naar zichzelf. De betekenis van tekens is geïmplodeerd. Deze conditie wordt door Baudrillard hyperrealisme genoemd.
Baudrillard heeft de term 'hyperrealisme' aan de schilderkunst ontleend - Andy Warhol stond model binnen deze theorie. De idee van alomtegenwoordige simulatie paste Baudrillard op de werkelijkheid toe: in zijn reisdagboek over Amerika beschrijft hij Disneyland juist niét als een mythologische representatie van Amerika, want àlles in de States is artificieel; het 'echte' Amerika is zelf Disneyland. Een culminatie van tien jaar werken rond simulatie was zijn boek La guerre du golfe n'a pas eu lieu(66). In samenhang daarmee heeft Baudrillard zich ook met mediatheorie bezig gehouden - doorheen zijn werk is een moeilijke relatie met massamedia en communicatie te bespeuren. Baudrillard bestudeerde het ideeëngoed van Marshall McLuhan (cfr. supra) en formuleerde er kritiek op. Hij onderging invloed van McLuhans mediatheorie, maar distantieerde zich van diens tribaal optimisme. Baudrillard stelt dat ideologie niet verschijnt in de boodschap, maar in de vorm van de media zelf, in de sociale verdeeldheid die eruit spreekt. Massamedia produceren non-communicatie. Echte communicatie kan enkel bestaan wanneer er ruimte is voor wederzijdse vraag en antwoord, en persoonlijke verantwoordelijkheid en plicht. In de massamedia is dit onmogelijk, ze zijn slechts een simulatiemodel van communicatie. Zelfs het Internet beschouwt hij als een snelle versie van non-communicatie. De media bezitten geen bevrijdend potentieel (in tegenstelling tot Flussers opvatting). Het medium is niet de boodschap, maar het model; handelingen (bijvoorbeeld de opstand in mei '68) worden tot mediamodellen getransformeerd. Reciprociteit in de communicatie zal pas plaatsvinden wanneer de media vernietigd worden. Hiermee claimt Baudrillard dat er geen theorie van de media kan bestaan(67). |
|
Copyright © 1997
|