spinster . writing . web-specific art. het world wide web als artistiek medium |
||
Inleiding Hoofdstuk 1 A. Internet B. World Wide Web
Hoofdstuk 2 A. Mediatheorie B. Postmodernisme C. Digitale esthetica Hoofdstuk 3 A. Virtuele galerijen B. "Real life" instituten C. Autonome initiatieven D. Wedstrijden E. Net.art F. Conclusie Hoofdstuk 4 A. Medium en inhoud B. Thematiek C. Conclusie Besluit Bibliografie A. Gedrukte bronnen B. Online bronnen |
Hoofdstuk 1 B. World Wide Web 2. Karakteristieken van het World Wide Web a. Hypertekst Hypertekst wordt gekarakteriseerd door relaties, links genaamd, tussen stukken informatie of knooppunten (nodes). De structuur die hieruit resulteert heeft het karakter van een web, vandaar de benaming World Wide Web. Hypertekst is zeker geen nieuw systeem; als concept bestaat het sinds mensenheugenis. De Talmoed wordt vaak als voorbeeld aangehaald, met zijn commentaar op commentaar op de tekst, en met verwijzingen naar andere passages binnen de tekst, maar ook daarbuiten, in de Thora en de Tenach. In de 20ste eeuw worden Vannevar Bush en Ted Nelson respectievelijk als de grootvader en de vader van de hypertekst beschouwd. Bush schreef in 1945 een artikel, As We May Think(6), waarin hij een nieuw concept omschreef, een memex genaamd, dat als doel heeft het menselijk geheugen uit te breiden door middel van een medium waar informatie op associatieve manier kan georganiseerd worden. Deze idee inspireerde onder meer Ted Nelson; van hem komen de termen hypertekst en hypermedia. Nelson zette het concept in de praktijk om, in de vorm van het Xanadu-project(7), waarvan het prototype verscheen in 1965 en de principes geïncorporeerd werden in het World Wide Web. Hypertekst is een weerslag van de manier waarop ons denkproces functioneert. Hypertekst creëert een sterk organische informatieruimte, in tegenstelling tot het lineaire, meer artificiële karakter van geschreven en gedrukte media. In onze geest organiseren we indrukken op een nonlineaire manier, waarbij we associaties leggen tussen brokken informatie. Met hypertekst zullen we dus, althans theoretisch, tot een hogere cognitieve efficiëntie komen. In het geval van nonlineariteit, aldus Landow, is elk knooppunt of node op zichzelf staand en kan afzonderlijk geraadpleegd worden. Op het WWW heeft ieder document zijn eigen unieke benaming: de URL of Universal Resource Locator. Maar voor de auteur is het moeilijk om het begin of einde van zijn werk vast te stellen, aangezien de netwerkstructuur bij hypertekst begin en einde doet vervagen. Het unitaire werk bestaat niet meer; iedere creatie is een onderdeel van het grote metadocument, het Web zelf. Een dergelijk concept van een metatekst, nog steeds volgens Landow, maakt komaf met de intellectuele scheiding tussen documenten, en met de idee dat een document een compleet en uniek statement is(8). De idee van een dergelijk metadocument bestaat reeds langer dan het World Wide Web. Nelson lanceerde de term docuverse, een wereldwijde elektronische bibliotheek van met elkaar verbonden documenten. Hypertekst biedt de lezer de keuze waar hij begint en eindigt, en welke weg hij zal volgen. Op die manier wordt hij ook een beetje auteur; dit gaat zelfs zover dat hij in sommige gevallen zijn eigen tekst aan het oorspronkelijke document kan toevoegen. Een dergelijk concept zal volgens de huidige opvattingen onverbiddelijk komaf maken met de traditionele, cultureel bepaalde opvattingen in verband met auteur en tekst. b. Multimedia Multimedia behoorde in 1989 nog niet tot de mogelijkheden van het prille World Wide Web, aangezien de meeste terminals nog louter tekstgebonden waren. Door de ontwikkeling van Mosaic kwam hier verandering in. Multimedia, het samenbrengen van verschillende media zoals tekst, geluid, stilstaande en bewegende beelden, is een bijzonder krachtig systeem waarmee complexe informatie kan gecommuniceerd worden. Wanneer multimedia echter gebruikt wordt binnen het klassieke lineaire tekstsysteem, dan verliest het veel van zijn impact. Hetzelfde geldt wanneer de auteur de eigenlijke bedoeling van multimedia miskent, of het enkel gebruikt omwille van het effect. De mogelijkheden van multimedia worden momenteel nog sterk beperkt door het tekort aan bandbreedte en door verouderde wetten in verband met auteursrecht(9). Bij het efficiënt toepassen van multimedia dient de auteur rekening te houden met de bandbreedte (bandwidth) van het netwerk en met de cognitieve bandbreedte van de gebruiker(10). Het eerste criterium is evident: een videofragment van een halve minuut downloaden, duurt al gauw een kwartier of langer. Met cognitieve bandbreedte doelt Guay op de tijd en inspanningen die de zintuigen en de geest nodig hebben om informatie te verwerken. De hoeveelheid informatie die we te verwerken krijgen, wordt steeds groter, en daar blijkt multimedia uiterst efficiënt: ze reduceert de belasting van onze cognitieve bandbreedte door middel van semantische compressie, of de densiteit van informatie die door een medium kan overgedragen worden. Tekstuele informatie bezit de laagste densiteit, dan volgen geluid, stilstaande en tenslotte bewegende beelden. Semantische compressie wordt nog verhoogd door de mate waarin de gebruiker interactief kan deelnemen aan de informatiestroom. c. Hypertekst en multimedia: hypermedia Hypermedia is de combinatie van hypertekst en multimedia. Een dergelijke organisatie van informatie sluit nog dichter aan bij onze denkpatronen dan louter hypertekst. We denken immers niet enkel tekstueel; ons denk- en associatieproces wordt door al onze zintuigen bepaald. Dankzij hypermedia kan een auteur of kunstenaar verbindingen leggen tussen tekst, beelden, geluiden en video. Landow gebruikt de termen hypertekst en hypermedia door elkaar om hetzelfde principe aan te duiden. "Hypermedia", zo stelt hij, "simply extends the notion of the text in hypertext by including visual information, sound, animation, and other forms of data. (...) Hypertext denotes an information medium that links verbal and nonverbal information."(11) Deze stelling is interessant, aangezien ze benadrukt dat intertextualiteit evenzeer bestaat binnen plastische, muzikale en andere artistieke uitingen als binnen de literatuur. d. Interactiviteit We kunnen 3 niveaus van interactiviteit onderscheiden, afhankelijk van de graad van participatie bij de gebruiker. Navigational interactivity, het laagste niveau, berust op het navigeren door de informatieruimte. Dit kan gebeuren via commando's, menu's, search engines of hypertekst-links. De laatste twee vormen zijn ook de meest gesofisticeerde. Het Web zorgt uiteraard voor uitstekende mogelijkheden tot navigatie. Een tweede vorm is functionele interactiviteit, waarbij de interactie van de gebruiker een bepaald doel voor ogen heeft, bijvoorbeeld winnen, in het geval van een spelletje, of een product bestellen. De gebruiker ontvangt feedback in verband met het welslagen van de interactie. Deze interactievorm vraagt meer participatie; op het Web komen toepassingen hiervan steeds meer voor, dankzij het gebruik van CGI-scripts (zie verder). Adaptieve interactiviteit tenslotte biedt de gebruiker de hoogste graad van creatieve participatie, tot op het niveau waar het onderscheid tussen auteur en lezer/gebruiker niet meer duidelijk is(12). Hyperadaptieve sites tenslotte passen zich aan de bedoelingen en kennis van de gebruiker aan, zodat ze uiteindelijk een eigen leven gaan leiden(13). |
|
Copyright © 1997
|